Er zijn in de eeuw die achter ons ligt talloze jeugdboeken geschreven over de Tweede Wereldoorlog, maar een (jeugd)boek als De jongen in de gestreepte pyjama, een fictief verhaal over de Holocaust verteld vanuit het perspectief van een beschermd opgevoed Duits jongentje, het zoontje van een nazi-officier die het bevel voert over de concentratiekampen in Auschwitz, is in al die voorbije tijd nog niet geschreven. Het verbaast dan ook niet dat de Ierse John Boyne (34) met deze opmerkelijke, gewaagde en huiveringwekkende roman (zijn vierde) de wereld der letteren op zijn kop zet. Het boek is al in 13 landen vertaald, zal worden verfilmd en wordt alom geprezen door de pers.
De plot van het verhaal is eenvoudig. Als de ondermaatse, negenjarige Duitse Bruno op een dag van school komt, treft hij het dienstmeisje Maria die zijn spullen aan het inpakken is. Zijn vader is gepromoveerd door 'de Furie' en het blijkt dat de familie moet verhuizen van Berlijn naar 'Oudwis'. Bruno ziet tegen de verhuizing op. Hij houdt van Berlijn en wil zijn "drie beste vrienden voor altijd" niet missen. Zijn moeder spreekt hem echter moed in. "Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat het één groot avontuur wordt", houdt ze haar zoon voor.
In en rond het nieuwe huis, "dat helemaal alleen op een kale, verlaten plek" staat, valt voor Bruno en zijn drie jaar oudere zusje Gretel weinig te beleven. Voor Bruno is het de "eenzaamste plek op aarde", die leeg en koud aanvoelt. De enige andere mensen in Oudwis zijn soldaten die in en uit het nieuwe huis lopen en honderden, misschien wel duizenden mensen, die zich achter een hoog hek met scherpe punten waaromheen "reusachtige spiraalvormige balen prikkeldraad" in elkaar zijn gedraaid, als schichtige schimmen voortbewegen.
Wie zijn al die mensen en wat doen zij daar achter dat hek?, vraagt Bruno zich af. En ook wil hij weten waarom "iedereen -- de kleine jongens, de grote jongens, de vaders, de ooms, de mensen die iedereen wel in de straat heeft, mensen die in hun eentje woonden maar die geen familie leken te hebben -- dezelfde kleren droeg: een grijs gestreepte pyjama met een grijs gestreepte muts op hun hoofd". Bruno vraagt het zijn vader, maar diens uitleg -- "die mensen... nou, dat zijn helemaal geen mensen" -- neemt de vragen niet weg. En ook Gretel, in Bruno's ogen "een hopeloos geval", en zijn moeder, die haar dagen vult met het drinken van 'gezondheidssherry' en het flirten met de jonge luitenant Kotler (net als Gretel), kunnen Bruno geen duidelijkheid over de in pyjama's geklede mensen verschaffen.
Daarom besluit Bruno de raad van zijn moeder -- beschouw Oudwis als 'één groot avontuur' op te volgen en op ontdekkingsreis te gaan. Zijn 'reis' brengt hem tot dicht bij het hek, waar hij in de verte een stip ziet verschijnen. Eerst denk Bruno dat hij als een ontdekkingsreiziger in de woestijn een fata morgana waarneemt. Maar naarmate hij het hek nadert wordt de stip een vlek, vervolgens een bobbel en uiteindelijk een figuur. "En toen Bruno nog dichterbij kwam, zag hij dat het ding geen stip of vlek of bobbel of figuur was, maar een mens. Een jongen om precies te zijn". Die jongen is de Poolse Shmuel: klein, grijs, hologig, mager als een skelet en gekleed in een gestreepte pyjama met op zijn arm "een armband met een ster erop". De jongens vertellen over hun levens, die op bizarre wijze elkaars tegenpool en spiegelbeeld vormen (ze zijn op dezelfde dag geboren) en sluiten een geheime vriendschap, die sterker blijkt dan alle onmenselijkheid die hen omringt.
De manier waarop Bruno in het ongewisse wordt gelaten over zijn nieuwe woonomgeving, doet sterk denken aan hoe in de film 'La vita è bella' van Roberto Benigni een joodse vader zijn zoontje laat geloven dat hun verblijf in een nazi-vernietigingskamp een spel is. Zoals de kracht van de film in de absurditeit ligt van wat de vader het kind laat geloven, ligt de kracht van De jongen in de gestreepte pyjama in de absurditeit van Bruno's verregaande onwetendheid en ontdekkingsreizigerspel. Deze onwetendheid wordt uitvergroot doordat Boyne bijna niets met naam en toenaam noemt. Boyne spreekt niet over jodensterren, hakenkuizen of vernietigingskampen en verwijst naar de joden als "de mensen aan de andere kant van het hek". De Führer is verbasterd tot Furie, Auschwitz tot Oudwis en Hitlers naam wordt slechts eenmaal genoemd in 'Heil Hitler', wat voor Bruno "een andere manier was om te zeggen 'Tot ziens en een prettige dag verder'".
Boyne vertelt het 'grote' verhaal over de Holocaust heel subtiel aan de hand van alleszeggende details en sprekende beelden als de handen van Bruno en Shmuel die, zoals Bruno opmerkt, zo verschillend zijn. "De twee jongens keken tegelijkertijd omlaag en het verschil was duidelijk te zien. Ook al was Bruno klein voor zijn leeftijd, en zeker niet dik, zijn hand was gezond en vol leven. Je kon de aderen niet zien lopen, en de vingers waren nauwelijks meer dan dode takjes. De hand van Shmuel was een heel ander verhaal". Door het weglaten van historische feiten en beschrijvingen van waargebeurde gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust heeft Boynes roman iets weg van een allegorie, een naargeestig grotesk sprookje met een huiveringwekkend grimmig einde.
Wanneer blijkt dat Bruno samen met zijn moeder en Gretel op korte termijn naar Berlijn zal terugkeren, besluit hij om Shmuel achter het hek op te zoeken. Bruno denkt dat als hij ook een gestreepte pyjama aantrekt, niemand zijn bezoek zal opmerken. Zijn hoofd was immers vanwege hoofdluis toch al kaalgeschoren, dus met die pyjama ziet hij er eigenlijk hetzelfde uit als Shmuel. Alleen dikker. "Het zou een groot avontuur zijn", vindt Bruno. "Ons laatste avontuur. Dan kan ik eindelijk op ontdekkingsreis". Wanneer Bruno inderdaad binnen de afrastering van het kamp belandt en Shmuel als een echte ontdekkingsreiziger helpt zoeken naar sporen die hem naar zijn verdwenen vader moeten leiden, weet je (als volwassen lezer) dat het lot onafwendbaar is.
Of het geloofwaardig is dat een zoon van een nazi-officier werkelijk niets van de hele oorlog heeft meegekregen, is door het allegorische karakter van De jongen in de gestreepte pyjama niet zo'n relevante vraag. Boyne heeft gelijk wanneer hij 'naïviteit' als de best mogelijke literaire benadering van de Holocaust omschrijft, want Auschwitz is uiteindelijk onvoorstelbaar. En niet alleen voor de naoorlogse generatie. "Zelfs degenen die er zelf zijn geweest, kennen Auschwitz niet. Auschwitz is een andere planeet, en wij mensen, bewoners van de planeet aarde, hebben niet de sleutel om de geheime code te ontcijferen die gevormd wordt door het woord Auschwitz", schrijft Imre Kertesz in zijn roman Liquidatie. "Niets is hier zoals elders", zegt 'Oudwisslachtoffer' Pavel in De jongen in de gestreepte pyjama.
Dankzij de onbevangen blik van zijn jeugdige hoofdpersoon weet Boyne, ondanks het zware thema, zijn suggestieve verhaal licht van toon te houden. Sober, ongekunsteld en zonder in sentimentaliteit te vervallen vertelt Boyne over de gekte die de wereld regeert, over het onoplosbare van het nazisme en over de duistere kant van de mens die in oorlogstijd vaak is overgeleverd aan willekeur en misverstand. Boyne gebruikt Auschwitz gelukkig niet zozeer als een moreel ijkpunt. Hij gebruikt zijn verhaal over Auschwitz vooral om in onze onbegrijpelijke wereld vol oorlog, bedrog en misverstand de waarheid te tonen, een waarheid die juist dat misverstand en het onbegrijpelijke zichtbaar maakt. Daardoor laat hij de lezer, jong of oud, met vragen achter. [Mirjam Noorduijn]
Verberg tekst