'Mag dit allemaal wel?' vraagt Koen Peeters zich af in Georges, en even later nog een keer: 'Mag dit zomaar?' Klinkt sympathiek, en een beetje schroom staat een schrijver best, maar wat maakt hem zo onzeker?
Peeters nodigt in deze roman een aantal historische personages uit in zijn (familie)geschiedenis, verzint ontmoetingen die plaats hádden kunnen vinden, en vond een gemene deler die zo losjes is dat je je inderdaad kunt afvragen of het wel werkt, of het wel ergens op sláát: de personen heten Georges, of George of Joris, of - nu ja het moet niet gekker worden - komen uit Georgië... Een beetje vreemd, oké, maar of het mag? Natuurlijk mag dat.
In het eerste van de vier verhalen in Georges treffen we James Joyce aan in Oostende. De toen reeds vermaarde Ierse schrijver ontmoet de postbeambte Georges Vermeire. Joyce was inderdaad in 1926 in Oostende, hij was bezig met de vertalingen van Ulysses, maar gesprekken met een postman zijn niet g…Lees verder
'Mag dit allemaal wel?' vraagt Koen Peeters zich af in Georges, en even later nog een keer: 'Mag dit zomaar?' Klinkt sympathiek, en een beetje schroom staat een schrijver best, maar wat maakt hem zo onzeker?
Peeters nodigt in deze roman een aantal historische personages uit in zijn (familie)geschiedenis, verzint ontmoetingen die plaats hádden kunnen vinden, en vond een gemene deler die zo losjes is dat je je inderdaad kunt afvragen of het wel werkt, of het wel ergens op sláát: de personen heten Georges, of George of Joris, of - nu ja het moet niet gekker worden - komen uit Georgië... Een beetje vreemd, oké, maar of het mag? Natuurlijk mag dat.
In het eerste van de vier verhalen in Georges treffen we James Joyce aan in Oostende. De toen reeds vermaarde Ierse schrijver ontmoet de postbeambte Georges Vermeire. Joyce was inderdaad in 1926 in Oostende, hij was bezig met de vertalingen van Ulysses, maar gesprekken met een postman zijn niet gedocumenteerd.
Waar het bij Peeters om gaat is: het hád gekund, Peeters trekt lijnen als tussen de sterren in de hemel, ineens is er een verband, ineens is er betekenis.
Samen vechten
Het tweede verhaal gaat over Georges Lemaître, de beroemde priester-wiskundige. In de tijd dat hij bezig was met zijn oerknaltheorie ontmoet hij een jonge vrouw in Leuven, Paula. Hij heeft gesprekken met haar in het park, hij vertelt over zijn werk en is heimelijk verliefd. Paula heeft een baby en is getrouwd met Jef (Georges) Otten. Weer trekt Peeters lijnen, vormt hij een constellatie: de drie Georges zouden elkaar in de loopgraven bij de IJzer ontmoet hebben (ze vochten inderdaad in de Eerste Wereldoorlog). En als klap op de vuurpijl: Paula is de schoonmoeder van Koen Peeters. Zo raakt de geschiedenis van die Georges ineens ook Peeters persoonlijke geschiedenis.
Het duizelt u misschien, maar ook zonder alle connecties die Peeters uit de hoge hoed tovert zijn dit mooie en levendige verhalen, karakterschetsen ook, van mensen met verlangens en dromen.
In het derde deel gooit hij het over een andere boeg: het gaat over zijn goede vriend Joris, een verzamelaar en plakboekenmaker, die hem meeneemt naar Georgië. Een plakboek, dat is deze roman ook, er zijn foto's afgedrukt uit het plakboek dat Peeters zelf samenstelde, 'een allegaartje' noemt hij het, maar zo'n allegaartje zorgt wel voor verbindingen die je anders nooit zou zien. Zo wordt dit een boek dat gaat over verbinding, over hoe het ontmoeten van de ander je leven betekenis geeft, over hoe de geschiedenis gemaakt wordt op iedere plek waar mensen samenkomen. Lange vriendschapsbanden of eenmalige, toevallige ontmoetingen, dat komt er minder op aan.
Het vierde verhaal ten slotte is een zelfstandig te lezen verhaal over de Georgische kunstschilder Niko Pirosmani. Hij raakt bevriend met de man die zal uitgroeien tot de meest beruchte Georgiër aller tijden.
'Kan het zijn dat een naam, een woord alleen al die verbinding maakt?' vraagt Peeters zich af. Een terechte vraag, zeker na dat laatste verhaal, dat zich duizenden kilometers verderop afspeelt. Gelukkig mag de lezer dat zelf bepalen.
Georges is een bijzonder persoonlijk boek geworden, een 'plakboek van georgische ruimte' noemt de schrijver het nogal cryptisch. Dit is typisch Koen Peeters, hij bezingt het onverklaarbare, houdt het mysterie in stand. In dit bedrieglijk losjes ogende boek doet hij dat nog beter dan in zijn eerdere werk.
De Bezige Bij, 288 p., 22,99 euro.
Verberg tekst