Roald Dahl schreef wel vaker over de jacht, in klassiekers als Daantje de wereldkampioen en De fantastische Meneer Vos. Maar De tovervinger, een verhaal uit 1966, drukt zijn afkeer het explicietst uit. De verontwaardiging uit zich humoristisch en fantasievol in een tovervinger die er zomaar is, zonder enige verklaring, en instinctief werkt. De vinger hoort toe aan een meisje van acht, en 'dat met die tovervinger kan ik mijn hele leven al'. Wanneer ze boos is, krijgt ze het overal heet, begint het topje van haar wijsvinger te prikken en flitst er een witte, magische straal uit haar vinger. Ditmaal zijn de Kreitjes, fervente jagers, het doel en later hoort het meisje wat hen overkomen is na de betovering. Na een bijzonder succesvolle jacht (zestien eenden gedood) werden ze hardnekkig achtervolgd door vier eenden die ze maar niet konden neerschieten. De volgende dag werden de Kreitjes wakker als minieme wezentjes met vleugels. Na de eerste ontzetting kregen ze wel sc…
Lees verder
Roald Dahl schreef wel vaker over de jacht, in klassiekers als Daantje de wereldkampioen en De fantastische Meneer Vos. Maar De tovervinger, een verhaal uit 1966, drukt zijn afkeer het explicietst uit. De verontwaardiging uit zich humoristisch en fantasievol in een tovervinger die er zomaar is, zonder enige verklaring, en instinctief werkt. De vinger hoort toe aan een meisje van acht, en 'dat met die tovervinger kan ik mijn hele leven al'. Wanneer ze boos is, krijgt ze het overal heet, begint het topje van haar wijsvinger te prikken en flitst er een witte, magische straal uit haar vinger. Ditmaal zijn de Kreitjes, fervente jagers, het doel en later hoort het meisje wat hen overkomen is na de betovering. Na een bijzonder succesvolle jacht (zestien eenden gedood) werden ze hardnekkig achtervolgd door vier eenden die ze maar niet konden neerschieten. De volgende dag werden de Kreitjes wakker als minieme wezentjes met vleugels. Na de eerste ontzetting kregen ze wel schik in het vliegen en nesten bouwen, maar een regenachtige nacht en vier reusachtige, schietgrage eenden deden hen anders piepen. De eenden aanvaardden hun excuses en zagen af van de jacht. De Kreitjes vernietigden hun geweren en als eerbetoon aan hun nieuwe vrienden veranderden ze hun naam in Eitjes.
De tovervinger is een expliciet moralistisch verhaal, maar Dahl staat niet lang stil bij gevoelens van verontwaardiging, spijt of ellende. Het verhaal over de jagers die zelf prooi worden, raast voorbij. De plot is een vrij klassiek gegeven, maar Dahl legt zijn gebruikelijke accenten. Met een aanstekelijk plezier beschrijft hij de metamorfose van de Kreitjes, in details als de onheilspellende vier eenden, of de trots die vader Kreitjes put uit het bouwen van een nest. De wens van elke mens om als een vogel te kunnen vliegen wisselt voortdurend af met de angst die de Kreitjes plots als prooi voelen voor de reusachtige eenden. Terwijl Dahl de jacht duidelijk veroordeelt, schetst hij een genuanceerd beeld van de levenslustige Kreitjes. In zijn talrijke potloodschetsen ? een per pagina, en vaak een paginagrote illustratie ? evenaart Quentin Blake de fantasie, humor en snelle vertelstijl van Dahl. [Chris Bulcaen]
Verberg tekst